Ansichtkaart
Bijgewerkt op: 18 apr. 2020
Een brief, pamflet, brochure vlogen door
de borstel van mijn brievenbus. Ik lees
geen één, want postkaart zat er nog niet bij.
Nu liggen ze daar, rustend op het aanrecht
wachtend op opspattend afwaswater,
sensuele zeep die licht verdund
de vezels naar verduring vreet.
Ik zie
Een duif die zittend op een tak bestaan
beoordeelt, de essentie van zijn
existentie met de vlagen wind in twijfel
trekt terwijl tak spartelt en gebiedend
smeekt toch af te vallen.
En ik zie
Hoe hert met wippend wit de struik in springt,
en dan verkleurt tot grijsgroen zwartbruin broes
dat langzaam wegzwemt in meander van
het bos. Ik blijf nog even staren naar
de varens waar lokaal gebaarde hert -
kameleon van hier - verscheen, verdween…
Een jager dwaalt nog door het veld waar kraai
nu vliegt, ver over aren die Millet
liet lezen door vereeuwigd onbekende
leesters die nu leven tussen lijnen van
vergulden schilderlijst.
Ik zie
mezelf daar wandelen langs gure groeven die
de uitgebrande bommen van een
uitzichtloos verleden inblikken tot ploeg
en boer voorzichtig gaten prikken in
bedorven blik - hoewel de houdbaarheid
verstreken is te vaak geconsumeerd…
Ik zie
mijn voeten grond zoeken in bed
dat vraagt om rust, om slaap, om stil te blijven,
Bed dat macht wil krijgen, wachtend op de
postkaart waar je spijkers op laag water zoekt.
Een bed dat kaart de doofpot in wil krijgen
met bedorven dromen opdat
ochtendse vergetelheid je voorstel weigert
samen aan zee te verblijven.
Ik weet dat
de zee die nergens gaat, die nergens komt,
het land verleiden wil met nachtelijk
gelaat. En toch wil iedereen er zwemmen,
zitten, zilte luchten snuiven…
Iedereen die wil haar eindeloos geblaat.