Huisarrest
Ik ging onlangs nog melk en honing kopen.
Om mijn lege dorst te lessen met
het lavend vocht dat melker kalf ontneemt.
Om bitter sap te vullen met de zoete
zalf, bekocht van zoemend honingbij.
Zo werden wezens slachtoffer van mijn
diner, hoewel ik ze de slachtbank spaarde.
Onverschillig eet ik voort met smaak
tot maag mijn tong en mond een halt toeroept.
En na dit sober stil souper waar kiezen
brokken brood tot pap verkauwden, waar
vergistend wit mijn kater opwekte,
waar struikelende hand het tafelkleed
bevlekte met de rusteloze rest
van roekeloze veelvraat…
Na dit sober
stil souper verzoeken ogen loeiend
licht hen slaap te brengen, wil mijn hoofd
indommelen op wiegelied van drukke
presentators en muzak, die krioelend
door het hoofd, door haven waar ze chaos
handhaven, de dorst van onbepakte
boten laven met gegraven zand
dat fundament van luchtkasteel wil zijn.
Ik druk op knop.
De haven valt plots stil,
de schepen meren aan aan dok dat nooit
bevoorraad wordt. Klaterend water mildert
klotsend golf tot glibberend gelei
dat onder volle schijf naar glimmend zilver
glijdt.
De rivier glijdt met maan en macht
naar zee. Ik kan niet mee, nee, ik blijf hier.
Hier in verstild gehavend dok, de laatste
overzet is net geweest…
Ik zwerf
gelaten platen van beton af, zoek
naar logge, lege magazijnen waar
gordijnen van koud ijzer licht van zwijgend
neonlamp verzwelgen. Zoekend maar
niets vindend zie ik hoe rivier met maan
en macht naar zee glijdt.
Mag niet mee naar zee…