Succubus
“En het is een probleem dat God genoemd
wordt…”, concludeerde ze met zwakke lach.
“Verbrand verzinsel door geroem verbloemd,
in zoemend pleiten van beroemde kracht.”
Mijmerend drukken tanden lippen droog
terwijl haar tong vocht achterover drukt,
haar lach groeit licht in lucht en legt betoog
in ijs. Gefascineerd leun ik naar voor,
ik leg mijn wang in mijn verstramde hand
druk vel naar vlekken, kleur het beige rood.
Dan antwoord ik: “was het probleem niet dood?”
En even is het stil, is even tijd
volmaakt in stil moment. Doch na een tijd
bekampen we stilzwijgend knikken met
het slikken van verbrande slokken. Hoest
pest keel na het verslikken, ik heb spijt
van gulzigheid, aanwezigheid van zij
die droge lippen bijt, kijk op naar haar.
Consumptie van tabak; het hult haar hoofd
in witte wolken, sluier, zicht beroofd
van haar
profetisch prevelende lippen. Ik,
verloofde van haar hoofd, discipel van
haar woord, hoor wijze die zichzelf verhoord:
“want stervend ligt die entiteit door mens
ontkend, verwenst, ontmenselijkt doch on-
begrensd in de verbeeldingskracht, een lens
waar mens zich in verkeek, verkijkt, want bril
is nog niet afgezet en kleurt zo heel
ons landschap rood met dood die elders leeft,
maar kan dat wel, als dood daar niet bestaat?"
Ik lach, akkoord met flarden net gehoord
uit mond van nieuwe heiland. We bestellen
nog een ronde, ik bevraag mijn gids,
verlang naar zwijgend knikken, starend denken.
Glazen klinken, verder drinken, en
verdrinken in verdiepende gesprekken,
Stemmen worden luider, minder mensen
Luisteren naar haar, zien haar gevaar
en vluchten in ontkenning weg van haar.
Verzonken in bedorven nacht, gepekeld
in geestrijke drank, zo staren moeë
ogen in de hare, bloeddoorlopen,
leeggezogen, onder invloed van
Haar prediken, haar lachen, haar gedachten…
Ze wilt beroemd zijn, vertienvoudigen,
verhonderdvoudigen, verduizendvoudigen…
Ze vond in mij haar eerste nul.
Zo werd ze een probleem dat ik verbloem,
werd zij probleem dat ik naar God vernoem