Ziekenzalving
Laag hoorngeschal, gebral van lege maag
Gevuld met stenen die vlot doorloop stelpen
roepend tegen zee en wind, gestaag
groei ik in klank, hak in, scheur oorschelpen.
Heler die stijf vocht en rot zacht bot
met slurpend naald in evenwicht gedwongen
braakt versmeltend spul, breekt klonters tot
Kapot orgaan in lichaam wordt verwrongen.
Biddend smeert een herder van geblaat
mijn biechtend lijf, belooft me beterschap
wanneer ik lijden; tijd zodra verlaat.
Drie dames lachen, staren naar de draad
die wordt gespannen en met snelle hap
van kruisend staal zijn eenheid plots verlaat.